Nieuwe pensioenregeling: wel of niet invaren bestaande opgebouwde rechten?

Nieuwe pensioenregeling: wel of niet invaren bestaande opgebouwde rechten?

Op basis van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) wordt de pensioenregeling van BPF Schilders aangepast. In eerdere artikelen hebben we uitgelegd welk soort regeling gekozen kan worden (24 augustus), en hoe wordt aangekeken tegen de premie en ambitie van de nieuwe regeling (6 september). U leest deze artikelen terug via het nieuwsoverzicht of in het dossier Pensioen. In dit artikel gaan we in op de vraag hoe wordt omgegaan met de opgebouwde rechten in de huidige pensioenregeling.

Invaren? Worden we in de boot genomen?

De nieuwe pensioenregeling zal ingaan op 1 januari 2026. Vanaf dat moment zullen de deelnemers aan BPF Schilders pensioen gaan opbouwen in de nieuwe regeling. Tot die tijd wordt de nieuwe regeling ontworpen, gebouwd én getest. Dat duurt dus nog twee jaar.

Tot 1 januari 2026 blijven alle werkenden in de bedrijfstak gewoon pensioen opbouwen in de huidige pensioenregeling van BPF Schilders. En dat betekent dat voor de hoofduitvoerder van 60 jaar oud én voor de schilder van 20 jaar die net in de bedrijfstak werkt in de huidige collectieve regeling premie wordt betaald en pensioen wordt opgebouwd.

Bij sociale partners FNV Bouwen en wonen, CNV Vakmensen, LBV en OnderhoudNL ligt de vraag op tafel wat er op 1 januari 2026 gaat gebeuren met de pensioenrechten die deelnemers in de huidige pensioenregeling opbouwen.

Er zijn twee opties:

1. De opgebouwde rechten blijven staan in de oude regeling;
2. De opgebouwde rechten worden ingebracht in de nieuwe regeling.

Als gekozen wordt voor optie 1., betekent dit dat de huidige regeling nog zeker 50 jaar in stand moet worden gehouden. Want ook de schilder die nu 20 jaar oud is, en dus net in onze bedrijfstak aan het werk is gegaan, bouwt tot 1 januari 2026 pensioen op in de huidige regeling. Hij of zij zal misschien pas op 70-jarige leeftijd pensioen uitgekeerd gaan krijgen in 2073. Als voor optie 1. wordt gekozen, moet het vermogen uit deze regeling al die tijd apart belegd worden, de administratie moet worden voortgezet en er moeten uitkeringen worden betaald.

Bij het zien van het jaartal 2073 is eigenlijk direct duidelijk dat dit niet te doen is. Om die reden hebben sociale partners voorlopig de wens uitgesproken om de opgebouwde pensioenrechten over te brengen naar de nieuwe pensioenregeling. Die rechten, die nu in een collectief vermogen van BPF Schilders zitten, moeten dan worden toegerekend naar een individueel pensioenkapitaal. Het definitieve besluit daarover wordt in november genomen. Het overbrengen van de oude opbouw naar de nieuwe regeling wordt 'invaren' genoemd.

Invaren is een lastige klus

Het omzetten van pensioenrechten van alle deelnemers naar de nieuwe pensioenregeling betekent dat de grote collectieve pot met het vermogen van BPF Schilders moet worden toegerekend naar verschillende individuele deelnemers. En naar een aantal andere potjes, zoals de solidariteitsreserve. Over dat laatste vertellen we meer in een volgend artikel. Nu kijken we naar het verdelen naar individuele pensioenpotjes van deelnemers. Dat toerekenen naar individueel pensioenkapitaal van alle deelnemers is een enorme klus die zorgvuldig moet gebeuren. Maar het is wel een klus die één keer moet worden uitgevoerd voordat de nieuwe pensioenregeling ingaat. En die dan klaar is.

Van collectief naar individueel

De huidige pensioenrechten van alle deelnemers in BPF Schilders zitten nu in één grote collectieve pot. De individuele rechten worden berekend en uit de pot gehaald als een deelnemer met pensioen gaat. Op dat moment wordt gekeken hoe lang er pensioen is opgebouwd. En over welk loon of salaris dat is gebeurd. Bij het omzetten naar de nieuwe regeling moet voor alle deelnemers die berekening worden gemaakt, want in de nieuwe regeling wordt aan iedere deelnemer individueel pensioenkapitaal toegekend.

Individueel pensioenkapitaal, maar collectief beleggen blijft

Bij invoeren van de nieuwe pensioenregeling op 1 januari 2026 is dat omrekenen van het vermogen van BPF Schilders naar individuele pensioenpotten van de deelnemers gebeurd. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want in de huidige regeling wordt voor iedere deelnemer pensioenpremie betaald en in het vermogen gestort. En dat wordt vervolgens door BPF Schilders belegd, om met het rendement op die beleggingen voldoende pensioenvermogen op te bouwen om later alle pensioenuitkeringen te kunnen doen tot overlijden van de deelnemer of de nabestaanden.

Of het pensioenfonds daar voldoende vermogen voor heeft, wordt uitgedrukt in de Dekkingsgraad. 

Ook in de nieuwe pensioenregeling zal beleggen collectief blijven plaatsvinden. Maar omdat elke deelnemer individueel pensioenkapitaal opbouwt, zal het rendement op het belegde vermogen wel naar die individuele potjes moeten worden toebedeeld. Dat gaat per leeftijdsgroep gebeuren. De reden daarvoor is de volgende. Die jonge schilder van 20 jaar heeft nog niet heel veel pensioenkapitaal opgebouwd, maar dat pensioenkapitaal kan nog wel heel lang belegd worden (waarschijnlijk 50 jaar of meer). Het kan dan ook lang rendement opleveren dat aan het pensioenkapitaal wordt toegevoegd. Voor die hoofduitvoerder van 60 jaar kan de vandaag betaalde premie veel korter worden belegd, voordat de pensioenuitkering uitbetaald gaat worden*.

Om die reden is het logisch dat bij het beleggen voor de groep jonge deelnemers meer risico kan worden gelopen, dan voor de deelnemer die bijna met pensioen gaat en waarvoor het pensioenkapitaal beschikbaar moet zijn. Als bij het beleggen voor jonge deelnemers een periode de beleggingen tegenvallen, zijn er immers nog heel veel jaren om die tegenvallende beleggingsresultaten te herstellen. Voor de groep oudere deelnemers is die tijd er niet meer, dus zal voor hen minder risicovol worden belegd.

Compenseren

In de huidige regeling vindt de toerekening van pensioenrecht pas bij het ingaan van de pensioenuitkering plaats. Daarom kent BPF Schilders nu een beleggingsmix van risicovolle en minder risicovolle beleggingen, waarmee het pensioenvermogen wordt gevuld. Voor iedere deelnemer wordt dezelfde pensioenpremie betaald. Dit is de 'doorsneepremie'. Toerekening van individuele pensioenopbouw vindt nog niet plaats. Om die reden betaalt de jonge deelnemer eigenlijk teveel premie. Want zijn premie wordt belegd op een manier die voldoende pensioenvermogen oplevert om uiteindelijk de pensioenuitkeringen van alle deelnemers te kunnen betalen. Voor de deelnemer die bijna met pensioen gaat, én voor de deelnemer waarvoor beleggingen nog heel lang rendement kunnen opleveren. Dat de jonge deelnemer eigenlijk teveel premie betaalt is niet erg, als hij of zij deelnemer blijft in BPF Schilders en later eigenlijk te weinig 'doorsneepremie' betaalt. Over de hele loopbaan in de bedrijfstak is dan precies de goede premie betaald voor de pensioenuitkering die men krijgt.

Het wordt pas erg als de deelnemer overstapt naar een andere bedrijfstak met een ander pensioenfonds. Dan heeft deze deelnemer misschien teveel premie betaald. En dat is precies de reden dat de nieuwe pensioenwet er is gekomen: in de huidige arbeidsmarkt blijven mensen minder lang in dezelfde bedrijfstak werken.

Maar met de overgang naar de nieuwe pensioenregeling komt direct de discussie op tafel wie teveel premie heeft betaald en wie te weinig. Of wie voor de betaalde premie te weinig pensioenopbouw heeft gekregen en wie te veel. En daarmee ligt ook de vraag op tafel of we mensen gaan compenseren voor die verschillen. Op die vraag, en wat daarbij nog meer komt kijken, gaan we in een volgend artikel in.

Heeft u vragen over de nieuwe regeling? Die kunt u stellen aan BPF Schilders of aan Aad Buller van OnderhoudNL.